Sorry, you need to enable JavaScript to visit this website.
HERE COMES SECONDARY NAVIGATION
Terug naar overzicht

Ritmisch slagwerk

Het slagwerk is een ganse verzameling instrumenten die bespeeld worden door erop te slaan.  Dat gebeurt met stokken of soms gewoonweg met de handen. Bij het ritmisch slagwerk vinden we de pauken, snare drum, drumset en setup.

Drumstel
“Boem-tsjak, Boem-boem-tsjak”. Wie denkt dat een drummer willekeurig op wat trommels slaat, heeft het helemaal verkeerd. Drummen vereist namelijk een goede coördinatie omdat zowel je handen als je voeten verschillende acties tegelijk moeten uitvoeren.

Het drumstel ontstond op het einde van de negentiende eeuw toen er nog aparte muzikanten voor de bekkens, de kleine trom en de grote trom waren.

Omdat de orkesten niet te veel bezetting wilden, had men gedacht aan een muzikant die deze instrumenten tegelijk kon bespelen. Dat bleek haalbaar door behalve de handen, ook de voeten te gaan gebruiken om zo, door middel van pedalen, de grote trom en de bekkens (cimbalen) te bespelen. Het drumstel was uitgevonden.

“Drums” is de Engelse vertaling van “trommels”. Het drumstel is dus letterlijk een stel trommels aangevuld met cimbalen in verschillende groottes. Het drumstel wordt bespeeld met in elke hand een trommelstok en aan elke voet een pedaal. Zo combineert de drummer basisritmes met af en toe een fill-in en bepaalt hij op die manier het ritmisch karakter en de vorm van een liedje.

Grote trom
De grote trom is een grote cilinder die aan beide zijden overspannen is met een vel. De grote trom komt uit de militaire blaaskapel waarin dit instrument niet alleen de kadans en het tempo voor het marcheren opgaf, maar ook verschillende ritmische signalen die golden als bevel (bv. ter plaatse rust, stop met spelen, ...). Deze trom heeft nog steeds die belangrijke functie in de optochten van de hedendaagse fanfare, drumband of harmonie. Om te kunnen marcheren wordt de grote trom opgehangen over de schouders en rust tegen de buik van de speler, de vellen opzij gericht. De grote trom wordt dan langs beide zijden bespeeld met 2 “kloppers”.

We vinden de grote trom ook terug in het groot symfonieorkest. Daar wordt hij niet langer opgehangen maar gemonteerd op een houder. De speler kan het vel mee afdempen door zijn been tegen het vel te houden.

Soms klinkt de grote trom als een inslaande, bulderende donderslag, maar als hij zacht wordt bespeeld, lijkt het op een donder in de verte.

Pauken
Als je denkt dat je in dit instrument soep kunt koken voor de hele klas... kijk dan maar eens goed... deze ketel is bedekt met een vel, kalfshuid of nylon.

Je slaat op de vellen met houten stokken, waar zacht vilt aan de uiteinden zit. De mooiste klank krijg je als je ongeveer 8 cm van de rand van de trom slaat. Door het voetpedaal van de pauken naar boven of naar beneden te bewegen verhoog of verlaag je de spanning op het vel. Zo kan je verschillende toonhoogtes uit eenzelfde pauk toveren. Het groot symfonisch orkest heeft meestal twee, drie of vier pauken, waarbij elke keteltrom een ander formaat heeft en ook anders is gestemd.

Voor de eerste pauken moeten we terug naar de riddertijd. Een paukenspeler was een ridder te paard en bespeelde 2 keteltrommen die aan beide kanten van het paard werden gehangen. In de 17e eeuw krijgen ze dan hun vaste plaats in het orkest. Ze zijn de belangrijkste slaginstrumenten in het orkest; ze zijn de hartslag van het orkest! Ludwig Van Beethoven zei zelfs dat het orkest 2 dirigenten heeft. De eerste staat voor het orkest, de tweede is de paukenist.