Net als bij een piano en een klavecimbel is het orgel een klavierinstrument. Meestal heeft een orgel meerdere klavieren en zelfs een voetklavier. Zodra de organist een toets indrukt, opent zich een klepje en ontsnapt er lucht door een pijp, waarbij een klank ontstaat. De lengte, dikte en vorm van de orgelpijp bepaalt de toonhoogte en klankkleur. Een verzameling van pijpen met eenzelfde klankkleur heet een register: bourdon, fluit, trompet, ... Met al die registers kan je het orgel zien als een orkest.
De organist is de dirigent van dat orkest. Wist je dat er zulke grote orgels bestaan dat je erin kunt wandelen? Het verbaast ons dan ook niet dat dit instrument de koning van de muziekinstrumenten wordt genoemd.
In de tweede eeuw trof je al orgels aan, bijvoorbeeld in het Colosseum in Rome. En wist je dat Johann Sebastian Bach, die honderden werken schreef voor orgel, in zijn tijd meer bekend was als organist dan als componist?